zondag 18 september 2011

Kennis maken met de Marroncultuur in Boven-Suriname


Met een klein gezelschap, naast onze reisleidster Kitty, nog maar 2 andere personen, rijden we maandagochtend 13 september om het Brokopondo stuwmeer heen naar Atjoni, ten zuiden van dit meer. Het is er een drukte van belang; dit is de opstapplaats voor iedereen die naar Boven Suriname wil. Dat kan alleen via de rivier. Busjes rijden af en aan, bepakt en bezakt met mensen en bagage, wat allemaal in korjalen geladen wordt. Er liggen ruim 20 klaar, die zijn ’s ochtend met bagage en mensen aangekomen.


Als alles goed is vast gesjord en wij onze meegenomen kussentjes onder de billen hebben geschoven, gaan we met een fiks vaartje de rivier op. We genieten van het uitzicht en het lekkere windje. Overal is oerwoud, slechts een enkel dorpje is af en toe zichtbaar aan de oever. Daar gebeurt dan van alles op en langs het water. De lokale bevolking, de Marrons, gebruiken de rivier niet alleen voor vervoer, maar ook voor wassen, tanden poetsen, zwemmen, de afwas en een sociaal praatje. De korjaal vaart ogenschijnlijk moeiteloos door de stroomversnellingen. Het luistert nauw, af en toe voelen we een steen onder ons doorschuiven.  Spectaculair is het wel, al dat woelige water zo vlak naast de boot.
Na ruim 2 uur als onze billen een beetje beurs worden komen we bij onze bestemming, het dorpje Pikinslee. Hier eten en slapen we in een eenvoudige kamer. Eerst zwemmen we nog lekker in de rivier en lopen we nog even door het dorp. Wel vroeg naar bed, want het aggregaat doet het niet, er is alleen een  TL licht op de accu.


’s Ochtends ben ik, Hanneke, al vroeg wakker en loop het dorp in. De Marrons zijn de afstammelingen van weggelopen slaven en leven van wat het bos oplevert. Eigenlijk is er voor hen de laatste 200 jaar weinig veranderd. Er is nog steeds geen elektriciteit, op een enkele generator na, geen waterleiding of riolering, daarvoor is de rivier, en vrijwel geen winkels. Ze leven grotendeels van wisselbouw; de kostgrondjes worden door de mannen platgebrand en door de vrouwen bewerkt; cassave, rijst, pinda’s en bananen zijn de hoofd producten. Er wordt op hout gekookt, dat is er immers in overvloed.
De buitenboord motor heeft veel veranderd net als de kettingzaag. De laatste jaren zijn er scholen en een paar gezondheidscentra bijgekomen. En…. er zijn mobieltjes, tenminste voor diegenen met geld voor beltegoed.
Als ik door het dorp loop, vinden de kinderen deze blanke mevrouw heel grappig. Het ijs wordt gebroken door het laten zien van de gemaakte fotos's, zie hier boven.  Ze spreken een inlandse taal, dus communiceren gaat met handen en voeten.
De huisjes van hout met een dak van zinkplaat (modern!) of traditioneel palmbladeren (koeler maar minder duurzaam), zijn heel klein. Er is alleen ruimte voor wat potten en pannen en de hangmatten waarin wordt geslapen. Iedereen leeft buiten. Later leren we dat er aparte mannen- en vrouwenhutten zijn. Een man mag meerdere vrouwen hebben, hij eet in zijn eigen hut, maar komt bij een van zijn vrouwen slapen.
Een groepje vrouwen is de cassave aan het stampen, een hele klus. Ze wenken me dichterbij en ik stamp dus ook maar een tijdje mee. Leuk! Zelfs fotos’s maken mag en het schermpje van het fototoestel is weer een bron van hilariteit.
Na het ontbijt varen we door naar Botopassie, waar we ’s avonds zullen slapen. Het hotel met kleine huisjes voor 2 personen ziet er erg gezellig uit, zie de foto links. Eerst gaan we met een kleinere korjaal door naar Tapawatra, twee en een half uur verder stroomopwaarts. Weer een prachtige tocht. Nu moeten we ook zelf door een stroomversnelling lopen, want het water is niet diep genoeg voor de volgeladen korjaal.
Na een wandeling en lunch in het dorpje waar de oude inlandse geestenverering nog volop leeft, zwemmen we heerlijk in de stroomversnellingen, een natuur jacuzzi.
Een groepje inlandse vrouwen vist in de stroomversnelling met een net. We kopen wat van de gevangen vis voor ons avondeten.
De derde dag wandelen we met gids door het oerwoud van Botopassie, via het dorpje Foetoenakaba naar Pikinslee. Onze reisleidster kent veel dorpelingen, dus we mogen komen kijken bij het pellen van de olienoten en het bakken van de cassave koeken. Boeiend om te zien. Er zijn voornamelijk vrouwen in het dorp, de mannen werken in het bos, de goudwinning of de stad.
We genieten van een heerlijke lunch van allerlei gerechten uit de locale keuken in het junglemuseum Samaaka. Een uniek museum dat vertelt over de eeuwenoude marroncultuur, heel interessant. We krijgen van Joni een uitstekende rondleiding. Over vrouwen en mannenhutten, de gewoontes en de verschillende werktuigen. Ook is er een kunstenaarsgroep, die vele grote beelden en meubelen maakt en verkoopt. Het is interessant om eettafelstoelen te zien, die uit een enkel stuk hout zijn gemaakt, wel een oneconomisch productieproces, zoveel hout als er weggesneden moet worden. Maar ja, hier is hout genoeg.
Met de korjaal gaan we terug naar Botopassie, waar we afkoelen in de rivier, heerlijk! ´s Avonds staat een boottochtje op het programma om kaaimannen te zoeken. We zien wel de oogjes in onze zaklantaarns, maar ik geniet vooral van de volle maan op het water.
Donderdag varen en rijden we weer terug, vol van alle indrukken en vooral met een veel beter begrip van de Marron cultuur. Een belevenis om even een paar dagen helemaal in een andere wereld te zijn. De tocht was prima georganiseerd met veel extra’s, zoals het gemakkelijke contact met de lokale bevolking, de films die Kitty heeft laten zien en de prima lokale gidsen. Een echte aanrader! 

Geen opmerkingen: