Met een klein gezelschap, naast onze reisleidster Kitty,
nog maar 2 andere personen, rijden we maandagochtend 13 september om het
Brokopondo stuwmeer heen naar Atjoni, ten zuiden van dit meer. Het is er een
drukte van belang; dit is de opstapplaats voor iedereen die naar Boven Suriname
wil. Dat kan alleen via de rivier. Busjes rijden af en aan, bepakt en bezakt
met mensen en bagage, wat allemaal in korjalen geladen wordt. Er liggen ruim 20
klaar, die zijn ’s ochtend met bagage en mensen aangekomen.
Als alles goed is vast gesjord en wij onze meegenomen
kussentjes onder de billen hebben geschoven, gaan we met een fiks vaartje de
rivier op. We genieten van het uitzicht en het lekkere windje. Overal is
oerwoud, slechts een enkel dorpje is af en toe zichtbaar aan de oever. Daar gebeurt
dan van alles op en langs het water. De lokale bevolking, de Marrons, gebruiken
de rivier niet alleen voor vervoer, maar ook voor wassen, tanden poetsen, zwemmen,
de afwas en een sociaal praatje. De korjaal vaart ogenschijnlijk moeiteloos
door de stroomversnellingen. Het luistert nauw, af en toe voelen we een steen
onder ons doorschuiven. Spectaculair is
het wel, al dat woelige water zo vlak naast de boot.
Na ruim 2 uur als onze billen een beetje beurs worden
komen we bij onze bestemming, het dorpje Pikinslee. Hier eten en slapen we in
een eenvoudige kamer. Eerst zwemmen we nog lekker in de rivier en lopen we nog
even door het dorp. Wel vroeg naar bed, want het aggregaat doet het niet, er is
alleen een TL licht op de accu.
’s Ochtends ben ik, Hanneke, al vroeg wakker en loop het
dorp in. De Marrons zijn de afstammelingen van weggelopen slaven en leven van
wat het bos oplevert. Eigenlijk is er voor hen de laatste 200 jaar weinig
veranderd. Er is nog steeds geen elektriciteit, op een enkele generator na,
geen waterleiding of riolering, daarvoor is de rivier, en vrijwel geen winkels.
Ze leven grotendeels van wisselbouw; de kostgrondjes worden door de mannen
platgebrand en door de vrouwen bewerkt; cassave, rijst, pinda’s en bananen zijn
de hoofd producten. Er wordt op hout gekookt, dat is er immers in overvloed.
De buitenboord motor heeft veel veranderd net als de
kettingzaag. De laatste jaren zijn er scholen en een paar gezondheidscentra
bijgekomen. En…. er zijn mobieltjes, tenminste voor diegenen met geld voor
beltegoed. Als ik door het dorp loop, vinden de kinderen deze blanke mevrouw heel grappig. Het ijs wordt gebroken door het laten zien van de gemaakte fotos's, zie hier boven. Ze spreken een inlandse taal, dus communiceren gaat met handen en voeten.
De huisjes van hout met een dak van zinkplaat (modern!) of
traditioneel palmbladeren (koeler maar minder duurzaam), zijn heel klein. Er is
alleen ruimte voor wat potten en pannen en de hangmatten waarin wordt geslapen.
Iedereen leeft buiten. Later leren we dat er aparte mannen- en vrouwenhutten
zijn. Een man mag meerdere vrouwen hebben, hij eet in zijn eigen hut, maar komt
bij een van zijn vrouwen slapen.
Een groepje vrouwen is de cassave aan het stampen, een
hele klus. Ze wenken me dichterbij en ik stamp dus ook maar een tijdje mee.
Leuk! Zelfs fotos’s maken mag en het schermpje van het fototoestel is weer een
bron van hilariteit.Na het ontbijt varen we door naar Botopassie, waar we ’s avonds zullen slapen. Het hotel met kleine huisjes voor 2 personen ziet er erg gezellig uit, zie de foto links. Eerst gaan we met een kleinere korjaal door naar Tapawatra, twee en een half uur verder stroomopwaarts. Weer een prachtige tocht. Nu moeten we ook zelf door een stroomversnelling lopen, want het water is niet diep genoeg voor de volgeladen korjaal.
Na een wandeling en lunch in het dorpje waar de oude
inlandse geestenverering nog volop leeft, zwemmen we heerlijk in de
stroomversnellingen, een natuur jacuzzi.
Een groepje inlandse vrouwen vist in de stroomversnelling met een net. We kopen wat van de gevangen vis voor ons avondeten.
De derde dag wandelen we met gids door het oerwoud van
Botopassie, via het dorpje Foetoenakaba naar
Pikinslee. Onze reisleidster kent veel dorpelingen, dus we mogen komen kijken
bij het pellen van de olienoten en het bakken van de cassave koeken. Boeiend om
te zien. Er zijn voornamelijk vrouwen in het dorp, de mannen werken in het bos,
de goudwinning of de stad.
We genieten van een heerlijke lunch van allerlei gerechten uit de locale keuken in het junglemuseum Samaaka. Een uniek museum dat vertelt over de eeuwenoude
marroncultuur, heel interessant. We krijgen van Joni een uitstekende
rondleiding. Over vrouwen en mannenhutten, de gewoontes en de verschillende
werktuigen. Ook is er een kunstenaarsgroep, die vele grote beelden en meubelen
maakt en verkoopt. Het is interessant om eettafelstoelen te zien, die uit een
enkel stuk hout zijn gemaakt, wel een oneconomisch productieproces, zoveel hout
als er weggesneden moet worden. Maar ja, hier is hout genoeg.
Met de korjaal gaan we terug naar
Botopassie, waar we afkoelen in de rivier, heerlijk! ´s Avonds staat een boottochtje op
het programma om kaaimannen te zoeken. We zien wel de oogjes in onze zaklantaarns,
maar ik geniet vooral van de volle maan op het water. Donderdag varen en rijden we weer terug, vol van alle indrukken en vooral met een veel beter begrip van de Marron cultuur. Een belevenis om even een paar dagen helemaal in een andere wereld te zijn. De tocht was prima georganiseerd met veel extra’s, zoals het gemakkelijke contact met de lokale bevolking, de films die Kitty heeft laten zien en de prima lokale gidsen. Een echte aanrader!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten