vrijdag 8 augustus 2014

Bij de koppensnellers

West Timor
et een gids van koninklijke bloede, Pae Nope, gaan we op maandag 4 augustus diep het binnenland van West Timor in. Er is veel te zien onderweg, we rijden over grote rivieren, de koeien staan in de sawa’s, dorpjes met heel veel voetgangers, brommers en toeterende bemo’s, kleine busjes, en ook prachtige uitzichten over het land als we eenmaal in de bergen zijn.
Zo gaan de kippen naar en van de markt

Op de kleine traditionele markt zitten vrouwen onder een stukje plastic met een emmertje tomaten, wat boontjes en kool. Levende kippen worden in houten kooitjes achterop een brommer aan- en als de verkoop niet is gelukt, weer afgevoerd en natuurlijk heel veel betel noten. Veel mensen dragen nog de traditionele zelf geweven omslag-rokken.

De vroedvrouw voor haar ume bube

We rijden door naar None, een van de laatste koppensnellersdorpen. Er wonen nog 52 gezinnen in hun traditionele “ume bube”, bijenkorf-hutten, al negen generaties lang. Nog steeds worden hier de placenta’s van pasgeboren baby’s in de hut van de ouders begraven. We mogen een kijkje nemen in de hut van de vroedvrouw van de streek, Helena Talam. Beneden is de woonruimte, onder het hoge dak is een vliering voor de voorraden die goed droog blijven in de rook van haar vuurtje.

We worden uitgenodigd om het Fort binnen te gaan

Aan het einde van het pad nodigen krijgers, in traditionele “ikat”, ons uit met dans en muziek uit om verder te komen. Nils is onze vertegenwoordiger en krijgt een traditionele omslagdoek aangeboden. We lopen hun “Fort” binnen, dat uitstekend te verdedigen was door de anderhalf meter hoge muren aan de landzijde, begroeid met cactussen. Aan de andere kant blijkt een steile afgrond te liggen, van waaruit men vijandelijke krijgers kon zien aankomen! Onder de 200 jaar oude banyan-boom werden hier tot ongeveer 1950 hun koppensneller-expedities belegd, mits de voortekenen gunstig waren. De medicijnman bepaalde wie wel en niet mee mocht. De “koppen“ werden naar de koning in het nabij gelegen paleis gebracht, waar ze als trofee in een grot werden (worden?) bewaard.

Oorlogsdans

De krijgers voeren een oorlogsdans uit, vol expressie en passie; één krijger wordt gedood, (bijna) zijn kop afgehakt en daarna weggesleept. De vrouwen zorgen voor de muziek, de jongetjes dansen mee, zo blijven deze tradities bewaard.

Traditionele lopo

In de traditionele “lopo”, ontmoetingsplaats, krijgen we wat te drinken aangeboden, gekookt water, en zijn er betel noten en stukjes yam.

De gids heeft een lunch verzorgd in het grote huis bij hem thuis. We eten met het bord op schoot bij hem in de woonkamer waar veel foto’s hangen van deze oude radjah-familie. Het “paleis” van zijn familie staat vlakbij. De locatie is indrukwekkend: er is een hoge muur met een trap. Het huis zelf is bescheiden.
Met de koninklijke familie op de foto
De koninklijke familieleden zien er allemaal statig en bijzonder gedistingeerd uit in hun traditionele kleding, rechte rug en hun gezaghebbende uitstraling. Helaas is hun Engels zeer beperkt, een echt gesprek zit er niet in. Onze gids vertelt dat zijn familie op dit moment geen macht meer heeft. Ze leven van een visboerderij in de baai van Kupang en van wat toerisme, zoals deze tours.

De begraafplaats bij het paleis is belangrijk voor de familie. Ze behoren tot de hervormde Kerk, maar geloven ook dat de geesten van hun voorouders nog steeds invloed hebben op het leven van vandaag. Er zijn meerdere generaties koningen, koninginnen en kinderen begraven; we herkennen een aantal Nederlandse namen. De familie serveert thee Europese(!) kopjes met een zelfgebakken lekkernij. Wat een bijzondere, hartelijke ontvangst. Kupang is nog ruim drie uur rijden, gelukkig stopt Pae wél bij een benzinestation voor een plaspauze-tje; om half negen zijn we pas thuis.

Na al deze belevenissen zijn we toe aan een rustdag, even alle indrukken verwerken op de Pélagie. Woensdag 6 augustus varen we in 28 uur de 150 mijl naar Alor. Eerst hebben we een lekker windje, dan valt de wind weg, maar komt een paar uur later weer in alle hevigheid terug. De laatste paar mijl hebben we zo maar 3-4 knopen stroom tegen. Met de wind mee en de motoren aan lukt het ons toch om vooruit te komen.

Volle veerboot

Voor de festiviteiten van Sail Indonesië beginnen, willen we hier proberen te duiken. Het lukt zowaar om vlak voor het resort te ankeren en duiken voor de volgende dag te af te spreken. Dat is niet zo simpel als het klinkt, want ook voor het duiken is het hier hoog seizoen, er is maar net plaats. Helaas, die nacht krijg ik vreselijke diarree en moet overgeven, dus Nils is de enige die van het duiken geniet. Het is prachtig, heel veel verschillende anemonen en slakken, en veel verschillende soorten vis. Het zicht is geweldig en het eten in het resort lekker.

Het is maar goed dat ik aan boord ben, want de stroom en de wind duwen de Pélagie alle kanten op. Ik lig om 10:00 uur nog in bed als ik een klein boempje hoor. De Pélagie is tegen een lokaal bootje op gebotst; eigenlijk liggen we te dicht bij de kant, blijkt nu. We hadden een buurboot gevraagd om op te letten, dus die staan al snel op de Pélagie. Samen maken we het anker wat korter en houd ik ankerwacht. Gelukkig gaat het verder goed.

Ook de baby mag/moet mee in de zeilkano

Vandaag doet Nils zijn tweede set duiken en houd ik de Pélagie in de gaten. Het is een leuke ankerplek; allerlei bootjes varen af en aan, kleine boom-kano’s met zij-leggers, boom-kano’s met zeiltjes, kano’s met een lawaaierige benzinemotor en veerboten vol met mensen die blijkbaar van hier naar de andere eilanden gaan. Op de kant rennen kleine jochies achter een hoelahoep aan van scootervelgen, klimmen kleine meisjes in een boot die op het strand ligt, drie vrachtwagens storten stenen, grind en riet dat vervolgens met menskracht in kleine bootjes wordt geladen om naar het eiland te worden vervoerd. Er gebeurt hier van alles.

Geen opmerkingen: